Medicijnen: hoe moet je ze gebruiken?
Kijk naar de symbolen of lees de zinnen. Wat betekenen ze?
- Dit medicijn mag je niet aan baby's geven.
- Dit medicijn gebruik je om geen baby's te krijgen.
- Dit medicijn gebruik je als je kaal bent.
- Dit medicijn is een suppo: je moet het niet inslikken!
- Dit is een medicijn tegen diarree.
- Dit is een medicijn om mager te worden.
- Zwangere vrouwen mogen dit medicijn niet nemen.
- Je moet dit medicijn nemen als je te dik bent en als je wilt vermageren.
- Je neemt dit medicijn als je geen kinderen wil krijgen.
Uitwendig gebruik
- Dit medicijn mag je niet eten of drinken (Het is bijvoorbeeld een zalf of oordruppeltjes).
- Dit medicijn moet je altijd buiten zetten. Het mag niet in huis staan.
- Je moet dit medicijngebruiken als je oud bent.
- Je moet de tablet in een glas water doen en laten oplossen, en dan uitdrinken.
- Je mag geen alcohol drinken als je dit medicijn neemt.
- Je moet deze tablet slikken en daarna een glas water drinken.
- Je moet deze pil eerst slikken en er water bij drinken.
- Dit medicijn helpt je als je wilt stoppen met roken.
- Dit medicijn helpt als je pijn hebt in je mond.
- Je moet 5 druppeltjes gebruiken.
- Dit medicijn is voor kinderen vanaf vijf jaar.
- Je moet dit medicijn elke dag 5 keer nemen.